Aan de mooie blauwe Donau

Het is winter in Oostenrijk. De bergen zijn bedekt met sneeuw en hun glinsterende flanken kijken op het donkere water van de Donau neer. Achter een venster in een huis zingt en danst een kind. Op blote voeten trappelt het, heen en weer, en in zijn armen houdt het een teddybeer. Later, zingt het kind, zal ik dansen, zal ik mij bewegen als een heer. Zwierig, zekerder dan zeker, zal ik op een avond tree per tree de trap afdalen en eens beneden diep ademhalen en met niet meer dan een vingertik de keukendeur openzwaaien. Daar zal ik mijn vader schreeuwlelijk en mijn moeder gebukt tegen het aanrecht zien. Ohne Angst und Über Stark zal ik op die dag mijn vader voor de ogen van mijn moeder neer en dood schieten. Bam, als een zoen, als een offer. Daarna zal ik als een blije heiland, als een opgeluchte God met mijn moeder door de straten dansen. Hoempapa. Boempapa. An der schönen Blauen Donau zullen mijn moeder en ik zingen en onderwijl alle Hütlers en Waldfiertel, alles wat schreeuwlelijk als mijn vader is in de aarde walsen, van de wereld stampen. Bomen, huizen, mensen. Romaheksen, haakse juweliers. Het land dat Polen heet met ingesamt zijn grenzen en Tsjechië en Hongarije en nog veel meer. Meer! Onvermoeibaar zal ik schoppen en tot gruis stoten tot er niets meer van schreeuwlelijk overblijft. Dat is hoe ik mijn moeder en mezelf herscheppen zal, dat is hoe ik een fier en moedig man zal worden. Een heer, een koning en een keizer zal ik zijn, stampvoetend, schietend, vierend, dansend tot er niets dan eeuwig van mij overblijft – misschien sticht ik wel een proper en rechtvaardig duizendjarig rijk. Het is winter in Oostenrijk. De bergen zijn bedekt met sneeuw en hun glinsterende flanken kijken op het donkere water van de Donau neer. Achter een venster in een huis zingt en danst een kind. Op zijn blote voeten trappelt het heen en weer en in zijn armen houdt het een teddybeer.

Nog eentje :-)

In de zomer nam ik met Elysion deel aan de schrijfwedstrijd van Schrijverspunt De Rode Koffer. Helaas niet gewonnen – maar wel geselecteerd voor publicatie!

Hier kan je het boek bestellen – er staan 50 korte verhalen in!

Elysion maakt deel uit van de Etudes littéraires die ik in de zomer van 2018 schreef, en deze ultrashort lezen kan hier.

Elysion

Nog twintig stappen en dan. Twintig stappen. Hij heeft het uitgerekend, tientallen keren. De timing is, dat weet hij zeker, perfect. Hij zal twintig stappen zetten en tot twintig tellen. Tot bij de moeder met haar kind. En de jonge mannen die ontspannen met elkaar praten, lachen – ze roken. Tot bij het oude koppel, hand in hand op het bankje in het bushok aan de overkant. Twintig stappen. Zijn hoofd voelt suf en wolkig. Zijn benen, knieën trillen – weigeren ze dienst? Hij zet zijn eerste stap en telt negentien. Richting vrouw en kind. Richting jonge mannen. Richting paar op de bank. Richting in elkaar verstrengelde handen. Hij stapt, telt achttien, zeventien. De moeder werpt een blik op hem  – kijkt ze hem aan, ziet ze hem, kent ze hem? Stap zestien. Stap vijftien. De koffer brandt, hangt languit aan zijn rechterhand. Veertien. Onder het rode leer trekt de grond, de aarde zijn hand de diepte in. Dertien. In de  koffer. Twaalf. Tikt de eeuwigheid. Stap elf en tien. De oude vrouw op de bank buigt naar haar man toe, fluistert in zijn oor, hij antwoordt met een glimlach. Ze houden van elkaar, dat kan je zien. Op precies dezelfde manier, vooroverbuigend, kirrend, hielden zijn grootouders van elkaar. In zijn geestesoog kan hij ze zien. Niet aan denken! Negen, tel negen! Stap acht! Sneeuwwitje houdt van de zeven dwergen, hij van het medelijden aan de hemel. Zes. Vijf is een regel van lang geleden, van toen hij nog een kleine jongen was. Thuis en in de klas. Vier. Hoort hij de koffer klikken? Drie. Daar zijn de jongemannen – hij wil ook een sigaret. Twee. De oude man legt een arm om de schouder van zijn vrouw. De moeder kust haar kind. Hij stopt, telt een en kust de tijd vaarwel. Voor even, voor altijd.